Loofhout


Meestal wordt hout in twee hoofdgroepen onderscheiden: loofhout en naaldhout. Loofhout is het hout geleverd door een loofboom.

Verschil met naaldhout.
In de anatomische structuur is loofhout anders dan naaldhout. Veruit de meeste loofhoutsoorten hebben houtvaten als waterdragende elementen, terwijl naaldhoutsoorten altijd tracheïden hebben.
In fysische eigenschappen is de variatie tussen loofhoutsoorten veel groter dan die tussen naaldhoutsoorten. Het hardste en zwaarste loofhout is veel zwaarder dan het zwaarste naaldhout, terwijl het zachtste en lichtste loofhout lichter is dan het lichtste naaldhout. Dit komt omdat de tweezaadlobbigen veel en veel meer soorten omvatten dan de naaktzadigen.

Loofhout wordt ook wel hardhout genoemd, en naaldhout zachthout, een verwarrend gevolg van de Engelse benamingen  'hardwood', 'softwood'.  Het zegt echter niets over de hardheid van het hout. Loofbomen die heel zacht hout leveren zijn bij voorbeeld de linde, populier en wilg. 

Enkele voorbeelden van loofhout dat in de bouw en de meubelindustrie veelvuldig worden gebruikt:
acacia, afzelia, azobé, beuken, berken, ebben, eiken, esdoorn, essen, kastanje, kersen, linden, mahonie, meranti, merbau, iroko, noten, populieren, teak, wengé, wilgen, teak.

 

Gerelateerde termen